De meest belangrijke bouwstijlen in Nederland worden uitgewerkt. De tijdsperiode en plaatsbepaling komen in de uitwerking voor. Aanhangers van de stijl worden vermeld. Ook de kenmerken komen aan bod. Zoals bijvoorbeeld het bouwmateriaal en enkele opvallende details. De opgenomen stijlen zijn:
Bouwkundige benaming voor een opvatting van architectuur die tussen ca. 1910 en 1930 met name in Amsterdam, maar ook elders in Nederland, onder meer inGroningen, het bouwen in hoge mate beinvloedde. Als belangrijkste protagonisten kunnen worden genoemd de architecten M. de Klerk, P.L. Kramer en J.M. van der Mey. De Amsterdamse School is te beschouwen als een bepaalde uiting van het impressionisme in de bouwkunst en als zodanig als een reactie op de door Berlage streng doorgevoerde rationalistische ideeen over het bouwen. Een kenmerk van de architectuur van de Amsterdamse School, vormen de sterke horizontale accenten in de gevelindeling, mogelijk geworden door de toepassing van staal en gewapend beton-constructies. Voor de bekleding van de feitelijke constructie werden bij voorkeur 'eerlijke' bouwmaterialen gebruikt, vooral baksteen, in vele (sier-) verbanden gemetseld. Naast deze baksteen-verering kwam ook sculptuur in natuursteen en hout, siersmeedwerk en glas-in-lood voor.
Deze stroming neemt de functie van een object, een bouwonderdeel of een gebouw als uitgangspunt. Functionaliteit is een voorwaarde voor schoonheid. Deze stroming ontwikkelde zich tussen de beide wereldoorlogen tot een bouwstijl en baseerde zich op een zuivere, elementaire geometrie en maakte gebruik van nieuwe materialen (staal en gewapend beton). Belangrijkste functionalisten zijn o.a. Oud en Rietveld. De stijl vertoont veel overeenkomsten met de Nieuwe Zakelijkheid.
Navolging van de gotiek, voornamelijk in de bouwkunst, die in het midden van de 18e eeuw in Engeland is ontstaan. Heimwee naar de middeleeuwen, ambachtelijke eerlijkheid en materiaalechtheid. Practisch, maar vooral theoretisch werd de neogotiek bestudeerd en gepropageerd door de Franse architect E. Viollet le-Duc. Ook de Nederlander P.J.H. Cuypers, die tal van restauraties van gotische kerken op z'n naam heeft, was een van de grote promoters.
Architecten streefden naar de verbetering van de woning en verhoging van het woongenot. Eerste decennia van de 20e eeuw. In Nederland bereikte de stroming haar hoogtepunt tijdens en na de Eerste Wereldoorlog, met mensen als Oud, Dudok, Berlage, van Loghem, Brinkman en Van der Vlugt. De term is een vertaling van het Duitse Neue Sachlichkeit en duidt het streven aan naar een volkomen objectief en statisch realisme. Vooral door het optreden van Rietveld en Berlage ging de beweging al spoedig over in het Functionalisme.
Tot de Stijl behoorde een groep van voornamelijk Nederlandse kunstenaars rond het gelijknamige, in 1917 opgerichte tijdschrift. Met gebruikmaking van elementaire beeldende middelen (zoals de rechthoek en de rechte lijn) en primaire kleuren ontwikkelden zij een nieuwe richting in de beeldende en toegepaste kunsten, met name de schilderkunst en de bouwkunst. Bekend bouwwerk in deze stijl is het Schroderhuis (1924, Utrecht) ontworpen door Gerrit Rietveld. In het begin van de jaren '30 kwam er een einde aan de Stijl. De visie van de Stijl is uitgewerkt in enkele stedebouwkundige ontwerpen en uitbreidingsplannen voor Amsterdam.